Elleboogdysplasie (ED) is een hele akelige aandoening (of eigenlijk een aantal aandoeningen) waar honden erg veel last van kunnen hebben. Zie voor een medische uitleg over elleboogdysplasie de website van de VDPH. Soms kan ED met een operatie worden verholpen. Maar er zijn ook situaties waarbij een hond, soms al op hele jonge leeftijd, dermate is aangetast dat besloten wordt tot euthanasie.
ED vererft hoogstwaarschijnlijk recessief polygenetisch, waarbij ook hele andere factoren zoals voeding en te veel verkeerde beweging op te jonge leeftijd een rol spelen. Ook een trauma (bijvoorbeeld een botsing met een auto) kan ED tot gevolg hebben. Recessief betekent dat beide ouders moeten beschikken over de genen die ED veroorzaken. Polygenetisch betekent dat er bij de vererving waarschijnlijk meerdere genen betrokken zijn.
Testen op ED voor dekreuen en fokteven gebeurt met röntgenfoto’s. Dat kan vanaf de leeftijd van 18 maanden. De foto’s worden beoordeeld door de Raad van Beheer. De uitslag kan zijn:
Voor 1 mei 2020 werd er anders beoordeeld waarbij bij graad 1 niet alleen sprake was van artrose maar ook van verdenking of constatering van enige mate van ED (wat nu ED 2 is).
Helaas is het beoordelen van het wel of niet voorkomen van ED lastig met alleen röntgenfoto’s. Eigenlijk kunnen dierenartsen daarmee niet met zekerheid zeggen of er echt sprake is van ED. De beoordeling door de RvB valt daarom ook te zien als een risicoschatting, waarbij graad 3 een hoger risico heeft op het daadwerkelijk ontwikkelen van ED dan ED-vrij of graad 1.
Met een ct-scan valt veel beter te zien of een hond echt ED heeft. Echter, een ct-scan kost vaak 750 euro, terwijl röntgenfoto’s 250 tot 350 euro kosten, afhankelijk van de dierenarts. Vandaar dat de RvB kiest voor röntgenfoto’s.
Bij de DPHCN is testen op ED voor dekreuen en fokteven niet verplicht. Binnen de VDPH is veel discussie geweest over de fokregels rond ED. In de ledenvergadering van 2021 zijn de volgende afspraken gemaakt:
Alle honden die worden gebruikt bij een dekking moeten een ED onderzoek hebben gehad.
Mijn ideeën over gezond fokbeleid
Met bovenstaande richtlijnen van de VDPH kan ik over het algemeen goed leven, zeker in combinatie met een algemene verhoging van de minimale fokleeftijd, zoals ik voorstelde bij ‘ziekte voorkomen’.
Voor veel mensen ligt er nog wel een knelpunt bij het toestaan van de combinatie ED-vrij x ED graad 1. Ook al gaat het dan alleen om de constatering van artrose. Artrose an sich is weliswaar niet erfelijk, maar de oorzaak van de artrose kan wel (maar hoeft niet) een erfelijke aandoening zijn. Sta je deze combinatie toe (zoals nu gebeurt) dan kan het toch zijn dat je doorfokt met een hond die een erfelijke aandoening heeft. Sta je de combinatie niet toe, dan sluit je misschien honden uit die helemaal geen erfelijke aandoening hebben en dat gaat ten koste van de genetische diversiteit.
Omdat er toch al veel te weinig fokteven zijn, is mijn idee om de huidige regel te handhaven voor teven, maar om te adviseren niet meer te fokken met reuen met een ED-1 beoordeling. Het is makkelijker voor een dekreu een alternatief te vinden dan voor een fokteef. Ik zou er dan ook voorstander van zijn als onderstaande een aanbeveling wordt van de VDPH:
Echter, zoals voortdurend benadrukt: je kunt alleen strenger selecteren en honden uitsluiten als eerst fikse maatregelen worden genomen om de genetische diversiteit en de fokpopulatie te vergroten. Het is én én, niet óf óf. Ik heb het altijd zeer onverstandig gevonden dat er screening en selectie op ED in ingesteld zonder dat er tegelijkertijd actie werd ondernomen om de genetische diversiteit te versterken. Door selectie vallen fokteven en dekreuen weg en dat moet eerst gecompenseerd worden om de fokpopulatie niet nog kleiner te laten worden.
Meer achtergrondinformatie
LET OP: WORK IN PROGRESS, ONDERSTAANDE LINKS ZIJN NOG NIET ALLEMAAL ACTIEF
Gezond fokken met Drenten - de basis